Onderstaande tekst schreef Tim ten tijden van het spelen van de zelfgeschreven voorstelling Naakt, als toelichting en verantwoording. Ik ben lichaam, ik ben geest en ik heb geen idee in hoeverre deze twee met elkaar overlappen. Ik heb verlangens. Ik wil bestaan, en dit op verschillende manieren ervaren. In fysiek en geestelijk contact met andere mensen. In het scheppen, van fysieke en geestelijke zaken. In het gevoel dat ik deel uitmaak van een groter geheel, waar ik iets in aan te brengen heb. Mijn leven wordt gedomineerd door de drang te begrijpen, wat de mens is, in welke wereld hij leeft en hoe hij zich hier het best in kan gedragen. Ik heb als vanzelfsprekend de drang om lichaam en geest te scheiden, maar heb hier nog nooit een passende verklaring voor kunnen vinden. Ik denk macro. Mijn gedachten gaan over de mens, het universum, de toekomst, het verleden. En ik ben bijna krampachtig op zoek naar een inzicht dat, anders dan mijn kennis, geen grenzen kent. Ik ben een optimist, maar sceptisch. Als geen ander wil ik geloven, maar laat mij uiteindelijk zelden overtuigen. Ik denk dat de mens als organisme een verre toekomst voor zich heeft, een toekomst waarin lichaam en geest zich meerdere richtingen in zullen ontwikkelen, samen en los van elkaar. Ik geloof dat er een universeel bewustzijn aan het ontstaan is, dat de mens bewuster en met meer aanpassingsvermogen met zijn omgeving om leert gaan. Maar heb een grote angst dat de destructieve aard van de mens vernielt voordat hij schept. En hierdoor alles naar zijn hand zal moeten zetten. Als hij niet, vanuit zelfverdediging, vernietigd wordt door dat wat hij tegenkomt. Zoals de mens met virussen omgaat, zo zal dat wat er op ons wacht aan de grenzen van ons voorstellingsvermogen ook met ons omgaan. Als we kwaadaardig zullen zijn zullen we ofwel uitgeroeid worden, ofwel uitroeien. Twee toekomstbeelden die mij een fundamenteel gevoel van zelfdestructie geven. Ik voel me gefrustreerd als ik me besef hoe weinig ik te zeggen heb over de koers die de mens inzet. Ik zou wereldleider willen zijn, of in ieder geval dagelijks meekijken en denken met de leiders van de wereld om ervoor te zorgen dat de mens zich ontwikkelt tot een organisme waar ik trots op kan zijn. Iedere poging een scheiding tussen lichaam en geest te maken om het innerlijke conflict dat ik voer te verklaren mislukt, maar een beter alternatief heeft zich tot dusver nog niet aangediend. Een groot deel van het ongeluk dat ik tot dusverre heb ervaren is dat ik niet de totale controle en kennis heb die ik nodig zou hebben om de mensheid te be/sturen. En af en toe valt het me zwaar mij bezig te houden met dagelijkse dingen, omdat de relativiteit hiervan de waarde verdringt. Al merk ik dat ik, naarmate ik ouder wordt, op twee vlakken wordt geholpen. Ten eerste krijgen de dagelijkse dingen steeds meer waarde en ten tweede heb ik steeds meer invloed in de wereld die ik het liefst zou willen leiden. De wereld van het fictieve geeft mij de macht te controleren, te scheppen. Ik zou willen schrijven, ik zou willen regisseren, maar acteren dringt zich aan mij op. Ik blijf hiermee doorgaan omdat het mij de kans geeft mijn angsten te bevechten. En de mens, door middel van mijzelf op het toneel, constant kan onderzoeken, dus blijf ik mijzelf via het acteren kwetsbaar opstellen. Maar het voelt als weg naar en niet als een einddoel. Ik wil mezelf leren kennen, voordat ik anderen leid. Ik wil gedomineerd worden, voordat ik domineer. Ik wil vallen voordat ik opvang. Ik geloof in beheersing, in beperking. Ik vind de drang van de mens om de controle te verliezen, ruimte in te nemen ten koste van anderen, vreselijk. Al ben ik mij bewust van de mogelijkheid dat ik afkeer naar deze vorm van vrijheid voel, omdat ik me die zelf niet permitteer. Hetzij vanuit angst, hetzij vanuit ideologie. Ik voel de drang ontrouw te zijn, anderen voor mijn karretje te spannen, geld en daarmede macht te vergaren op oneerlijke wijze. Maar ik verzet me tegen deze gevoelens. Soms denk ik dat mijn lichaam me in de weg zit. Soms heb ik het gevoel dat mijn geest mijn lichaam in de weg zit. Ik probeer in ieder geval constant een zo eerlijk mogelijke keuze te maken. En dan niet alleen maar ten opzichte van mijzelf, maar vooral ook ten opzichte van anderen. Ik eis veel van mijzelf, maar eis dit ook van anderen. Ik ontwikkel dan ook een groeiende aversie tegen mensen die niet rekening houden met anderen en dat wat de mens verbind vervangen voor dat wat de mens van elkaar verwijdert. Religie in het algemeen geeft mij een steeds groter gevoel van walging, maar op het moment dat dit verbonden is aan politiek wordt ik helemaal bitter. Ook de functie van geld in onze wereld maakt me intens treurig. Ik wantrouw de mens zoals ik hem vertrouw. Een wereldleider zou geen geld moeten verdienen, net zoals hij geen religie zou moeten aanhangen. Hij zou moeten staan voor dat wat ons verbindt en dit totaal ten dienste van het collectief moeten doen. Ik ontwikkel plannen, schrijf stukken, maar weet zelden iets af te maken omdat de relativiteit zich constant aan mij opdringt. Toch kom ik steeds verder en heb ik het gevoel dat als ik maar blijf doorgaan zoals ik dat nu doe, ik vanzelf op mijn plek terecht zal komen. Als ik maar kennis blijf vergaren, mijn grenzen op blijf zoeken en mijn angsten aanga. Ik heb steeds minder behoefte om bescheiden te zijn. Ik denk dat ik steeds beter weet dan anderen en ben van plan me hier steeds meer naar te gedragen. Ik doe dit alles zonder religie en ben er trots op dat ik zelf de verantwoordelijkheden voor mijn leven en mijn keuzes draag.